Padel

Padel


Wat is padel?

Padel is een racketsport die overeenkomsten heeft met tennis en squash. De sport is spectaculair, snel en dynamisch door het gebruik van de zij- en achterwanden. Het strategische karakter van de sport maakt dat het al snel verslavend is omdat je onverwachte leuke rally’s hebt. Het unieke aan padel is dat het makkelijk te leren is (het is bijvoorbeeld minder technisch dan tennis) zodat je al snel rally’s kunt hebben met je vrienden, ongeacht het verschil in racketervaring.

Het speelveld van een padelbaan is te vergelijken met een tennisbaan, maar dan kleiner (20 bij 10 meter) en heeft een omheining van glas en hekwerk. Elke speelhelft, gescheiden door een net, is verdeeld in twee servicevakken en een achterveld. Padel wordt over het algemeen in dubbelspel gespeeld en kan zowel binnen als buiten worden gespeeld. 


Geschiedenis

De sport ‘padel’ is in 1962 ‘uitgevonden’ door de Mexicaan Enrique Corcuera. Hij bedacht de nieuwe sport door de regels, rackets en terreinafmetingen uit het tennis aan te passen. Aanvankelijk werd de sport alleen gespeeld door de Mexicaanse elite en vanaf 1969 ook in Argentinië, maar via het Spaanse koningshuis werd padel in 1970 ook in Spanje geïntroduceerd.

Vanaf de jaren ’90 begon padel ontzettend populair te worden in Zuid-Europa en Latijns-Amerika. Zo is in Spanje padel de populairste sport na voetbal. Ook in Nederland heeft deze sociale racketsport voet aan de grond gekregen. Inmiddels liggen er in Nederland meer dan 400 banen verdeeld over binnen en buitenlocaties (veelal tennisverenigingen).


NPB en KNLTB

Padel werd aanvankelijk ondersteund door de Nederlandse Padel Sport Federatie. In 2011 is de Nederlandse Padelbond opgericht en erkend door internationale padelfederatie (FIP).

Vanaf 2016 toont de KNLTB ook interesse in Padel. Dit vanwege het feit dat de meeste padelbanen op tennisverenigingen werden aangelegd. Sinds de NPB en de KNLTB begin november 2019 een gezamenlijke wedstrijdkalender aankondigden zijn de gesprekken tussen beide organisaties geïntensiveerd en heeft dit per 1 juli 2020 tot een fusie geleid. Alle padelactiviteiten gaan verder onder de vlag van de KNLTB.


Wat heb je nodig?

Voor padel gebruik je een ander racket dan voor tennis. Het padelracket heeft geen snaren, maar is in zijn geheel van kunststof (carbon, fiber of grafiet). Het racketblad heeft verschillende vormen (rond, druppel en diamant) en heeft een groot aantal gaten in het blad zodat je minder last hebt van de luchtweerstand. Het racket weegt tussen de 360-380 gram en wordt met een koordje om de pols bevestigd zodat het niet kan rondslingeren. Ronde rackets zijn voor beginnende padel-spelers makkelijker te hanteren omdat de sweetspot (ideale raakvlak) groter is dan bij rackets met een druppel of diamant-vorm. 

De bal die je gebruikt bij padel lijkt sterk op een tennisbal, maar is wat harder. De bal moet goed kunnen stuiteren, officieel 135 tot 145 centimeter hoog als je hem van ver boven je hoofd (exact 254 centimeter staat in de regels) laat vallen. Kleding en schoeisel zijn voor tennis en padel hetzelfde.


Wat zijn de spelregels van Padel?

De spelregels van padel lijken veel op die van tennis. Zo moet de bal ook over het net en in het vak van de tegenstanders worden geslagen. Opslaan doe je echter onderhands, waarbij de bal eerst moet stuiteren achter de servicelijn voordat je serveert (raakpunt mag niet hoger dan je middel zijn). Een groot verschil is dat je de bal na de stuit tegen de wand of muur mag laten komen en hem dan pas terug hoeft te slaan. Dit mag ook weer via de muur en levert vaak verrassende rally’s op. 


Padel speel je bijna altijd in dubbel-vorm. 

Scoreverloop

De puntentelling bij padel is gelijk aan die van tennis, namelijk 15, 30, 40 en game, met deuce bij 40-40. Bij deuce moeten twee opeenvolgende punten worden gescoord om de game te winnen. Padelwedstrijden zijn meestal “best-of-three”, oftewel tot twee gewonnen sets, waarbij een set gewonnen wordt door het team dat als eerste zes games wint met twee games verschil. Bij 6-6 wordt een tiebreak gespeeld, die gaat tot zeven gewonnen punten met twee punten verschil. Een eventuele derde set wordt als supertiebreak ofwel wedstrijdtiebreak gespeeld (tot tien punten met twee punten verschil). 


Opslag

De opslag moet zonder het net te raken direct in het diagonaal gelegen servicevak van de tegenstander stuiten. De bal mag daarna de wand raken, maar niet het hekwerk (foutservice). De ontvanger kan kiezen om de bal terug te spelen voordat of nadat de bal de wand heeft geraakt. Als de bal bij een eerste of tweede service de netrand raakt en daarna in het correcte servicevak landt, wordt de opslag overgespeeld. 


Spelverloop

Tijdens rally’s mag de bal slechts eenmaal de grond raken. Een speler mag kiezen om de bal te laten stuiten of hem te volleren. Een volley mag alleen niet geslagen worden als return. Zodra de bal stuit moet dat gebeuren zonder eerst een wand of het hekwerk te raken, anders is het een fout. Nadat de bal heeft gestuit mag hij de wand of het hekwerk een of meerdere keren raken voordat hij teruggespeeld wordt. De ontvanger mag de bal direct in het speelveld van de tegenstander terugslaan, of hij kan de bal via de achter- of zijwanden terugspelen. Als de bal het hekwerk raakt voordat hij over het net komt is het een fout. Als de bal via het speelveld over de wand (4 meter) of hekwerk (3 meter) wordt geslagen is het normaliter een punt; behalve als een speler buiten de kooi de bal terugspeelt (dit geldt alleen voor de zijkant van het veld). Het spel gaat door met deze regels, totdat de bal tweemaal op het speelveld stuit of een speler op een andere manier de regels overtreedt.

Share by: